VERBINDINGEN IN CULTUURFILOSOFISCH EN ANTROPOLOGISCH PERSPECTIEF LEZING PROF. RIK PINXTEN, ANTHROPOLOGIST

Interview met Rik Pinxten door Siegfried De Buck, 2008
blg.72.rik_01.webp
In het kader van het onderzoeksproject VORMAT worden ‘verbindingen’ ook in een breder perspectief onderzocht, voorbij het vaktechnische. We stellen ons onder meer de vraag: wat betekenen verbindingen voor mensen, culturen,…?
Rik Pinxten: Eerst en vooral is er een filosofisch probleem, in die zin dat er eigenlijk al heel lang een discussie loopt in onze traditie van denken. Vorm en materie kunnen eigenlijk niet apart gedacht worden. Maar toch krijg je van tijd tot tijd de opwelling van het een of het ander in de filosofie. Eén school zal zeggen dat er alleen maar vorm is en dat alles wat je kan zien of meemaken of voelen vormelijk is. En een stap verder, filosofisch dan, zegt men dat alles wat ik kan kennen vormeigenschappen zijn. Materie is een vals probleem voor hen, dat bestaat eigenlijk niet. Als je zo redeneert, heeft dat als gevolg dat de hele manier om over ‘verbinding’ te denken ook anders wordt. De idee van de materiële kant verdwijnt, het gaat alleen over de manier waarop je vorm verbindt. Dat is een extreme filosofische school, maar zeker niet oninteressant, met formeeldenkers en wiskunde. Een andere school, waar ik meer sympathie voor heb, zegt dan weer dat het probleem van materie niet zomaar van de baan kan worden geschoven. Je hebt inderdaad die puur formalistische redenering, maar als je bijvoorbeeld kijkt in de taal of in de concrete vormgeving in termen van voorwerpen en waarneming, dan zie je dat mensen toch bepaalde keuzes maken. Ze gaan bepaalde selecties maken. Zo zijn er culturen die, in tegenstelling met wat wij doen, kleur niet als zodanig gaan benoemen of onderscheiden, maar altijd kleur samen met textuur. Dus een kleur bestaat voor hen niet op zich. Bij indianenculturen is kleur altijd gebonden aan textuur, vb. aan een vlak oppervlak,…In zo’n taal, vb. een Indianentaal, maar ook klassiek Chinees,…, zegt men: als ik aan iets denk, dan ben ik eigenlijk al datgene waaraan ik denk aan het beïnvloeden, aan het manipuleren (d.m.v. taal). Als ik erover spreek ook, maar op een iets andere manier. Dat zijn allemaal vormen van impactvol met dingen bezig zijn. Die culturen zien de hele wereld als een bundel krachten of krachtenveld. Iedere persoon is een krachtenveld en datgene waarover je nadenkt of spreekt is ook zo’n bundel en je bent dus altijd aan het manipuleren,… In die zin heb je impact, alleen is dat verschillend naargelang het medium dat je gebruikt. Als je ‘verbinding’ zo interpreteert, nl. met een verschillend medium kan ik een verschillend soort van impact hebben, dan ligt dat helemaal anders dan bij ons.
Dergelijke culturen gaan ook classificeren en onderverdelen. Hoe gebeurt dit in oorspronkelijke culturen; hoe ‘verbinden’ zij dingen met elkaar?
Rik Pinxten: Wij hebben in de loop van de geschiedenis, vanaf de Renaissance, classificaties afzonderlijk geconstrueerd. Natuurlijk classificeerden mensen ook al daarvoor, en dit wereldwijd. Dat weten we, want er bestaat een internationale vereniging voor classificatie. Maar nooit, of bijna nooit, gebeurde dit louter als kennisgegeven. Altijd is dat in diverse vormen/complexen van geassocieerde dingen. Bijvoorbeeld: stel dat ik een classificatie maak van planten. Sommige planten zijn giftig, andere eetbaar, en mensen van een bepaalde cultuur die weten dat, die hebben daar in de loop der tijd systemen voor ontwikkeld. Maar dat gebeurt nooit afzonderlijk. Dergelijke culturen maken bijvoorbeeld een plantenclassificatie waarin de aardappel wordt onderscheiden. Die aardappel is bij hen geassocieerd aan, verbonden met, een clan of afstammingsgroep. Zo is er bijvoorbeeld een clan bij de Navajo Indianen, die de aardappel als heilige plant hebben. Zij zorgen voor die plant in de natuur en eten die aardappel alleen maar bij rituele gelegenheden. Maar, je kan ook associaties hebben met dieren, of met een hemellichaam en dat maakt nog meer rituele afspraken. Voor die ene groep, met die clan, is de aardappel een heel sterk ervaringsgegeven. Terwijl het associatiecomplex rond bijvoorbeeld de tomaat, of zo, bij hen zeer miniem is. Maar dat vind je dan wel weer terug bij een andere groep. Elementen in de natuur worden zo geplaatst en geassocieerd, maar eigenlijk ook een beetje toegewezen als een bijzonder ritueel.
Hoe zit de’ verbinding’ binnen die culturen? Is dat traditie?
Rik Pinxten: Een aantal van die elementen zijn inderdaad traditie. Je wordt immers in een bepaalde afstammingslijn geboren. Bijgevolg hoort daar van alles bij. Je hebt daarmee een plaats in de natuur en een plaats in de gemeenschap.
Hoe gaan zij om met artefacten?
Rik Pinxten: Sommige materiële dingen die zij produceren, zouden wij kunst noemen, maar kunstvoorwerpen hebben ook andere betekenissen. Het zijn in zekere zin ook levende organismen. Een tapijt weven of zilversmeden, … is zoals het denken. Wanneer je denkt, dan ben je eigenlijk ook een actie aan het doen, of impact aan het hebben op de dingen waarover je denkt. Voor ons is dat een beetje vreemd. Bij ons bestaan er wel zo een paar domeinen waarbinnen er discussie is of dat bestaat. Voor hen is een geweven tapijt eigenlijk een organisme, een levend object. Bij een bepaalde cultuur is het zo dat een hele hoop fenomenen van wolken, over tapijten tot dieren,… één van twee ‘Winden’ of ‘Zuchten’ in zich dragen. Wij zien dat niet als een wind of zo, maar wij zouden eerder spreken van een geraamte. Iets waardoor het de vorm behoudt die het nu heeft. Zo kan je bijvoorbeeld zien dat in de woestijncultuur, waar het zeer hard is om te overleven, men die interne kracht of wind toeschrijft aan alles wat zijn vorm kan behouden. De wereld is als het ware een gesloten systeem voor dergelijke culturen. Alles zit in de natuur. Alles werkt tegen alles of samen met alles. Als iemand iets maakt, dan manipuleert die een aantal dingen en vormt daardoor een tegenkracht. Alles is constant in beweging. In die zin zijn er altijd verbindingen, je kunt niet anders. Al is dat niet altijd vredevol. Potentieel is er ook een donkere kant aanwezig.
Interessant is vooral dat men de kennis niet abstraheert, maar in heel dat ding denkt. Dat is wel boeiend, want dan heb je een andere betrokkenheid.
‘Verbindingen’ gaan voor ons (in de juweelkunst) ook over het verbinden van twee werelden, d.m.v. materie.
Rik Pinxten: Je krijgt dat in heel specifieke handelingen. Bijvoorbeeld als je een medicijnman bezig ziet, die elke dag minstens één grote zandtekening maakt. Dat is een voorstelling, maar tegelijkertijd ook een soort oproepen van bepaalde krachten (als symbolen voorgesteld in zo’n tekening). Alle ceremonies zijn genezingsceremonies bij dergelijke culturen. Als je bijvoorbeeld een onverteerde rouw hebt, waar je maar niet uit geraakt. Dan zegt men dat je in een moeilijke verhouding zit in het krachtenveld met diegene die staat voor de dood, nl. de beer. De zandtekening wordt bij elk ritueel letterlijk gebruikt om de krachten te bewerken. De medicijnman begint dan met in dat krachtenveld bepaalde dingen samen te zetten en tegenbewegingen te ontwikkelen, enz. Op een bepaald ogenblik zie je dan dat de patiënt in trance wordt gebracht en middenin die symbolische wereld wordt geplaatst, letterlijk in de zandtekening. Daarenboven wordt een deel van die zandtekening ook op zijn lichaam geveegd, waardoor je dus letterlijk contact maakt; een verbinding maakt. Ook de omstaanders doen hetzelfde bij zichzelf. Ondertussen is er de manipulatie van de geestestoestand. In de ochtend wordt die patiënt dan weer helemaal gereinigd. Dit ritueel herhaalt zich dan gewoonlijk zo’n vijf tot negen nachten na elkaar. Op het einde van elke nacht is die zandtekening bijna volledig weg of opgebruikt. Dat is ook de betekenis ervan: het is niet louter tekening maar eveneens een medium waarin de natuurkrachten een tijd gaan meespelen en contact gaan maken.
Het beschilderen van het lichaam of het tatoeëren, welke rol speelt dat dan?
Rik Pinxten: Dat hangt ervan af. Zo zijn er bij de Samoa enorm uitgebreide tatoeages die een soort van eretekens en statussymbolen zijn, bedoeld voor mannen, die verschillende keren een initiatie meemaken. Zij bouwen hun man-zijn dus op en de tatoeages zijn daar dus vooral communicatief.
In Brazilië is er een cultuur die zich bezig houdt met het beschilderen van elkaar in zeer felle kleuren en veertjes. Hier zit ook weer een sterke communicatiefunctie in: vrouwen die na twee jaar borstvoeding opnieuw beschikbaar zijn, communiceren dat bijvoorbeeld door de beschildering. Of men bericht op die manier aan de gemeenschap waar men op dat moment voor staat. Bij de mannen bestaat er een krijgerstraditie en daar geeft men door beschildering aan welke rituelen tot krijger men heeft doorgemaakt. Dit is dus eerder een statussymbool. De kleuren en de tekens zijn zeer veelzeggend.
In Mali bestaat er dan weer een ander tekensysteem. Zij hebben vele duizenden tekens die aangebracht worden op bijvoorbeeld huizen en tempels, etc. Maar, een groot deel ervan is niet zichtbaar, behalve voor diegenen die geïnitieerd zijn. Men rekent dat zij vier grote fasen van initiatie hebben, telkens met eigen tekensystemen, waarvan dus sommigen kunnen gedragen worden vb. in een juweel uitgewerkt. De meeste worden aangebracht op architectuur, maar zo verscholen dat diegene die daar niet aan toe is, dat helemaal niet weet. Je schuift dus op in de loop van je leven in die initiatieniveaus. Soms zijn dat tekens, maar soms zijn het ook materiële voorwerpen die daarin een rol spelen. Zoals gebruiksvoorwerpen. Vaak krijg je in zo’n soort culturen, die weinig materieel zijn, toch gebruiksvoorwerpen die na een initiatie plots bepaalde vormen van betekenis toegewezen krijgen. Na een initiatie worden dat dus meer betekenende objecten dan tevoren. Wereldwijd wordt daar ongelofelijk veel mee gespeeld.

Ook wat wij materiële objecten noemen, zoals tempels of huizen, maken de verbinding met de kosmos in veel culturen. Bijvoorbeeld bij de Navajo is het zo dat de blokhut die zij maken van in het begin geduid wordt aan kinderen met de windrichtingen etc. Bij de Hopi-Indianen die een landbouwvolk zijn, heb je de Kiva’s, ronde tempels die nog steeds gebruikt worden. Hier gaat heel veel over vruchtbaarheid en de vrouw. In het dorp is de Kiva een soort voorstelling van het universum en men gaat ook langs boven binnen, langs een gat met een laddertje. Men gaat dan naar het centrum van de aarde waar het vuur is, enz. Al die elementen zitten daarin en men moet bijvoorbeeld ook op een bepaalde manier rondgaan. Dat is dus een duidelijke ‘verbinding’ met de kosmos, want je moet daar regelmatig zijn. Je moet daar bepaalde handelingen doen, bv. rituele dansen.

De Hopi zijn ook beroemd voor hun potten (en ook voor hun juwelen). Zo rond november (de winterzonnewende) hebben de vrouwen allemaal nieuwe manden of nieuwe schalen gemaakt en nemen dan het dorpsplein in. Eerst met allerlei rituele dansen om de nieuwe natuur aan te kondigen en mee te helpen. Die objecten die ze gemaakt hebben staan daar ook symbool voor en worden dan door de vrouwen aan de gemeenschap gegeven. Vervolgens trekt men zich terug in de Kiva, omdat men dan de verbinding heeft gemaakt tussen de natuur en het volk d.m.v. een ritueel gebeuren. Vroeger werden de gebruikte potten dan weer op het einde door het dak kapot gegooid omdat de cyclus moet doorgaan. Maar tegenwoordig doet men dat niet meer omdat de Apache die kwamen ophalen om te verkopen aan de toeristen…

Wat misschien verwarrend is, omdat men toch steeds vanuit een bepaalde cultuur vertrekt, is dat een ‘verbinding’ voor ons lijkt alsof je twee dingen die los van elkaar staan gaat verbinden. Terwijl in een holistische wereldvisie er een fundamentele verbondenheid is, die je voortdurend accentueert. Het perspectief is hierin zeer belangrijk.

Ik denk dat we nu ook voor de eerste keer, o.a. door de virtuele wereld en ecologie, opnieuw een gevoel hebben dat we allemaal samen in één wereld zitten, terwijl dat heel lang is weggeweest. Men dacht heel lang in termen van ‘wij’ en de ‘anderen’. Nu krijgen we meer het gevoel dat we allemaal op die ene wereld leven. Dat gevoel is relatief nieuw, wat dus eigenlijk bij die holisten al altijd al aanwezig was.