contact

voor alle vragen of opmerkingen gelieve een e-mail te zenden naar hilde.dedecker.1@kdg.be

over de opleiding

In de afstudeerrichting Juweelontwerp | Edelsmeedkunst ontwerp je hedendaagse sieraden en kleine objecten. Je besteedt veel aandacht aan de inhoudelijke ontwikkeling van je artistieke werk, maar daarnaast experimenteer je volop met materialen en technieken. Het aanleren van technieken blijft een belangrijk onderdeel van de opleiding. De techniek kies je steeds in functie van de betekenis. Hetzelfde geldt voor de materialen: afhankelijk van het idee wordt het geschiktste materiaal gekozen. Dat kan gaan van metaal of textiel tot kunststof en papier.

Interview met docenten

Juweelontwerp | Edelsmeedkunst mag dan binnen Sint Lucas Antwerpen de kleinste afstudeerrichting van de drie zijn, je kan niet zeggen dat er geen uitzonderlijke dynamiek te bespeuren valt binnen de groep docenten, integendeel. Vanuit een duidelijk geformuleerde visie en met ambitieuze doelstellingen wordt aan een toekomstgericht educatief-artistiek project gewerkt. Dit resulteert in hoogopgeleide ontwerpers die met hun sieraden en objecten een internationaal publiek weten te bereiken.

01.jpeg

Hilde Van der Heyden: Juweelontwerp | Edelsmeedkunst is een artistieke opleiding waarin het aanleren van technieken zoals goud- en zilversmeden inderdaad nog steeds erg belangrijk is. Maar dat is niet alles. Wij maken van bij de aanvang van de opleiding duidelijk dat deze technieken slechts een middel en geen doel zijn. Het belangrijkste is dat een student vertrekt vanuit eigen interesses om tot een idee te komen. Naderhand wordt dat idee omgezet naar het geschiktste materiaal. Dat kan metaal zijn, maar ook textiel, kunststof of papier. Het ontwikkelen van een eigen handschrift vinden we een van de belangrijkste kwaliteiten van een ontwerper en dat betekent toch dat je de dingen altijd op je eigen manier gaat maken.

02.jpeg

Juweelontwerp | Edelsmeedkunst is een academische opleiding, hoe merk je dat in het programma?

Hilde De Decker: Door de nadruk te leggen op een onderzoeksmatig werkproces en dat als zodanig ook te presenteren. Daarbij hoort dat je als student leert kritisch te kijken naar je eigen ontwikkeling, dat je geregeld nadenkt over je eigen werk en dat van anderen, dat je je proces leert analyseren om zo je eigen werkmethode altijd opnieuw te verbeteren.

Ria Fabri: Een kritische student is daarom niet gauw tevreden met het resultaat. Dit bevordert zeker de kwaliteit van het werk. Bovendien moet je ook tijdens je ontwerpproces goed kunnen organiseren en structureren zodat je een efficiënte onderzoeksmethode kan ontwikkelen. Je moet bijvoorbeeld bronnenmateriaal kunnen opzoeken en daar kritisch mee leren omspringen. Dat wil zeggen dat je weet hoe en wanneer je dit verzamelde materiaal inzet - zodanig dat het relevant wordt voor je eigen werk.

Pia Clauwaert: We leren studenten hun onderzoek en opzoekingen te verwerken in een logboek, een soort van mentaal schetsboek. Door hun bronnen op papier te zetten en te verwerken, ervaren studenten dat die niet allemaal even waardevol zijn en kunnen zij daarin een bepaalde hiërarchie aanbrengen. Ook commentaren van docenten en medestudenten worden in het logboek opgenomen. Zij dienen als geheugensteuntje bij het reflecteren over het eigen werkproces.

Bart Vermaercke: Een andere manier om je werk te leren evalueren of om tot dieper inzicht te komen, is leren praten over je werk. Pas wanneer je in discussie met anderen moet verantwoorden waarom je bepaalde keuzes maakt en voor specifieke oplossingen kiest, begrijp je jezelf beter of zie je waar je in de fout bent gegaan. Daarom organiseren wij vaak groepsgesprekken en worden er ook regelmatig toonmomenten ingelast waarbij studenten hun eigen werk moeten presenteren.

03.jpeg

Als een rode draad doorheen de opleiding verwijzen jullie duidelijk naar de mens en het lichaam. Vanwaar deze keuze?

Hilde De Decker: Het is evident dat sieraden aan het lichaam refereren. Maar er gaat binnen de opleiding ook veel aandacht uit naar het maken van kleinere objecten die ook naar die menselijke maat verwijzen. Of naar de handzaamheid ervan. Want bij het ontwerpen van ‘domestic things’, zoals wij ze noemen, bestuderen we immers onze dagdagelijkse handelingen en leveren commentaar op de menselijke activiteit. Het gaat dus niet alleen over het feit dat een voorwerp een ongewone vorm of een nieuwe functie krijgt. Wij zien objecten vooral als dragers van een betekenis. Het gebruik van een ding roept immers veel meer op dan alleen maar de associatie met functionaliteit. Objecten vertellen verrassend veel over de mens, over zijn verlangens, gevoelens en handelingen, over zijn omgeving en over de maatschappij. En met die elementen gaan wij aan de slag.

04.jpeg

Waarin onderscheidt deze opleiding zich van een gelijksoortige andere?

Hilde De Decker: Op Sint Lucas Antwerpen houden we ons voornamelijk bezig met auteurssieraden. Dat is door de traditie zo gegroeid. Maar ondertussen begrijpen we ook wel dat het grote publiek hier nog niet helemaal klaar voor is. Het is immers niet makkelijk om rond het hedendaagse auteurssieraad te communiceren. Veel mensen weten nog niet wat dat begrip inhoudt, laat staan dat ze het verschil in kwaliteit zouden herkennen. We vinden het echter onze taak om studenten meer kansen te bieden na hun afstuderen. Daarom beginnen we vanaf dit jaar met een project dat de context van het auteurssieraad moet verbreden. Dit betekent dat we ook andere contexten, andere ‘werkvelden’ zullen aanboren, zoals bijvoorbeeld ‘fashion jewellery’. Als daar ‘commercieel werk’ uit zou voortvloeien, is dat helemaal geen probleem, zolang het werk maar voldoet aan dezelfde hoge kwaliteitsnorm als die voor de auteurssieraden.

05.jpeg

Is een bepaalde voorkennis voor de opleiding vereist?

Hilde Van der Heyden: Nee, helemaal niet. Ook ASO-studenten zijn bijvoorbeeld meer dan welkom. We zien graag dat de studenten sociaal-maatschappelijk geëngageerd zijn, dat ze nieuwsgierig en open zijn en dat ze vooral veel verbeelding hebben. Graag dingen maken, graag met vormen en materialen bezig zijn, hoort er natuurlijk ook bij. Daarnaast moeten kandidaat-studenten echt de drive hebben om kunstenaar te willen zijn, om altijd en overal met hun werk bezig te zijn – terwijl het loon dat daar tegenover staat soms niet in verhouding is... Kortom, dit is geen gewone job maar eerder iets voor gepassioneerde doorzetters.

06.jpeg

Hoe zou je het bacheloropleidingstraject kunnen omschrijven?

Hilde De Decker: Ik denk dat daar een heel strakke lijn in zit. We beginnen in het eerste jaar vooral met het experimenteren rond de gekende vormgevingsprincipes aan de hand van korte opdrachten. We willen in de eerste plaats de verbeelding prikkelen. Ook vooronderstellingen rond het klassieke begrip van het sieraad proberen we van ons af te schudden. In Ba2 introduceren we dan het onderzoeksaspect. We onderzoeken stap voor stap wat de belangrijke kenmerken van een sieraad of van een specifiek object zijn en geven het aan het hand van complexe opdrachten een eigen interpretatie. In Ba3 bouwen studenten vooral hun persoonlijke artistieke ontwikkeling verder uit. Interessant is ook dat vanaf dit jaar de internationale oriëntatie van de afdeling aan belang wint. Derdejaarsbachelorstudenten kunnen immers op uitwisseling gaan naar scholen in het buitenland. Dat stimuleert niet alleen de zelfredzaamheid van de student, maar initieert ook het aanleggen van een internationaal georiënteerd netwerk.

In een masteropleiding komen nog veel meer aspecten aan bod. Waarop ligt de klemtoon daar?

Pia Clauwaert: De nadruk komt dan sterk te liggen op kwaliteit, het werk moet dan van een zodanig niveau zijn dat het klaar is om in een professionele galerie gepresenteerd te worden.

Hilde De Decker: Het bijbrengen van een zekere realiteitszin in het masterjaar is inderdaad heel belangrijk. Dit ondersteunen we ook door onze vraag om een organisatie of een instituut als stageplek in het buitenland te kiezen. Zo leert een masterstudent omgaan met alle zakelijke en organisatorische aspecten die op de hogeschool minder aan bod komen. Het heeft trouwens geen zin om in de opleiding hier de hele wereld na te bootsen, je moet toekomstige afgestudeerden vooral de weg naar buiten tonen.
Pia Clauwaert: België is werkelijk te klein voor dit vakgebied. Daarom is die buitenlandse stageplaats zo belangrijk, want ze stimuleert het opbouwen van een waardevol netwerk. Onze gezamenlijke bezoeken aan internationale evenementen en onze eigen aanwezigheid op talrijke beurzen in het buitenland fungeren eveneens als voorbeeld. Na verloop van tijd creëer je immers vanuit de afdeling zelf een internationaal platform waarvan onze eigen studenten automatisch deel uitmaken. Studenten verruimen op die manier hun persoonlijke leefwereld en vergroten tegelijk hun kansen in het professionele werkveld.

Ook nadat studenten hun opleiding volbracht hebben, krijgen ze in Sint Lucas Antwerpen nog mogelijkheden om zich verder te scholen?

Hilde De Decker: Wij hebben een uitstekende oplossing bedacht om onze afgestudeerden op regelmatige tijdstippen te blijven informeren. We organiseren tweewekelijks een ‘Open Zilversmeedatelier’ waar de afgestudeerde niet alleen terecht kan om er onder professionele begeleiding bijkomende technische vaardigheden op te doen. Het is ook een plek waar afgestudeerden samenkomen om over actuele thema’s binnen het vakgebied te discussiëren, om ervaringen uit te wisselen en om kennis op te doen. Zo blijven we steeds de vinger aan de pols houden. Docenten komen op die manier te weten wat studenten tijdens hun opleiding nodig hebben, terwijl afgestudeerden een blijvend beroep kunnen doen op de voorzieningen van de afdeling.